Op onze peutergroepen

Sociaal en emotioneel maken peuters enorme sprongen. Ze leren nieuwe motorische vaardigheden, worden zindelijk en hun taalontwikkeling gaat heel rap vooruit. Langzaamaan groeit het besef dat de peuter een individu is. Peuters beginnen met het ontwikkelen van een eigen identiteit die met drift en huilbuien gepaard kan gaan. Juist goed, want dat betekent dat een peuter zich veilig voelt om grenzen op te zoeken. De wereld van een peuter wordt steeds groter. Wat hij niet snapt vult hij aan met zijn eigen fantasie.

Zindelijk worden

Rond 2,5 jaar kan een kind zijn sluitspieren beheersen. Kindergarden biedt geen actieve zindelijkheidstraining aan, maar we kijken altijd samen met jou als ouder waar een kind aan toe is en wat het nodig heeft. Dit verschilt per kind. Onze ervaring is wel dat doordat de kinderen de juiste faciliteiten krijgen aangeboden zoals makkelijk toegankelijke, lage wc-tjes en we samen naar de wc-tjes gaan, ze zich eerder prettig voelen bij hun eigen zindelijkheidsontwikkeling.

Taal, zo belangrijk...

We voeren veel gesprekken met de kinderen. Dat is onder andere goed voor de woordenschat die zich nu enorm uitbreidt. Belangrijk is om goed te articuleren en de zinnen duidelijk uit te spreken. We verwoorden helder wat wij of de kinderen gaan doen. We lezen voor en vertellen verhalen. En, heel belangrijk: we luisteren aandachtig als de peuter zélf iets wil vertellen. Ook laten we de kinderen zelf met elkaar praten wanneer er een conflict is. Ze leren zo om echt te communiceren en om te oefenen in het luisteren naar elkaar. Kortom, we nodigen kinderen uit om taal te gebruiken. Om de ontwikkeling in deze periode zo goed mogelijk te laten verlopen, bieden we activiteiten die denken, praten, luisteren, fantaseren en spelen combineren. We lezen voor, doen taalspelletjes, herhalen rijmpjes en zingen met de kinderen. Soms gebruiken we een liedjesmand: bij elk voorwerp in de mand benoemen we een liedje.

Fijne motoriek

Op de peuterleeftijd gaat de grove motorische ontwikkeling door, maar komt er ook ruimte voor de fijn motorische ontwikkeling. Peuters beginnen te tekenen en op knutselgebied zijn er heel veel nieuwe ontdekkingen te doen zoals kleien, verven en kraaltjes rijgen. Een ander mooi voorbeeld is het knijperspel; een grote bak met veel gekleurde wasknijpers van verschillende afmetingen. Het leukste en het leerzaamste is om kinderen zelf te laten ontdekken wat ze ermee kunnen doen. We beginnen niet meteen met spelletjes; de kinderen zijn nog te gefascineerd door het nieuwe materiaal. Ze zullen moeite hebben om te luisteren. Ze voelen aan de wasknijpers, knijpen erin, halen ze uit elkaar. Allemaal goed voor de fijne motoriek. Kinderen hebben in deze periode ook behoefte om te ordenen (alle knijpers van dezelfde kleur bij elkaar leggen), te seriëren (een bepaalde volgorde aanbrengen) en te matchen (twee knijpers met dezelfde kleur bij elkaar zoeken). Zo stimuleren we meerdere ontwikkelgebieden tegelijkertijd en dat spelenderwijs. 

Fantasie en werkelijkheid

Fantasie en werkelijkheid zijn voor een peuter moeilijk uit elkaar te houden. Alles is mogelijk, net als in sprookjes. Fantasie kan dus leuk zijn, maar ook eng. We nemen angsten serieus. Als er een draak onder het bed ligt, verjagen we die en helpen de angstige situatie oplossen. En we geven aan dat draken alleen in boeken voorkwamen (in de hoop dat de kinderen de volgende keer de oplossing voor zichzelf bedenken). Maar we gaan niet te ver mee in de fantasie: we houden de angst klein en maken ‘m niet groter door er te veel aandacht aan te besteden. Imitatie en fantasie gaan vaak samen: eten maken in het keukentje, luiers verschonen bij de poppen, thee drinken aan tafel. Bij oudere peuters zijn verkleedspullen, het strijkijzer en huishoudelijke materialen geliefd. De oudsten willen met alles helpen; verzamelen van bladeren in de tuin, afwassen, schoenen poetsen en ramen zemen. Voor ons een reden om veel alledaags spelmateriaal uit de grote mensenwereld toe te voegen. 
    ​​​​